Pumbo

 

door Han Groen
De Heerlense jurist en literator Han Groen recenseert al geruime tijd boeken en media voor o.a. NBD-Biblion.

Hoe moedig geschreven kan een boek zijn?
En vooral: hoe moedig kan iemand over leven met een handicap schrijven, zonder een “klaag- of medelijdenverhaal” te vertellen?
En nog meer: hoe schrijft een dergelijke auteur zo dat er géén gebaande paden worden begaan en de lezer gaandeweg het boek ook niet meer kan wegleggen?

Wie antwoord op deze vragen wil, leze “zoevendemamma” van de van oorsprong (uit geëmigreerde Duitse ouders geboren) Amerikaanse Christine Regber (1964).

Christine heeft door een complicatie bij haar geboorte cerebrale parese, een hersenbeschadiging die tot verlies over spiercontrole veroorzaakt. Zij is daardoor spastisch en overwegend rolstoelgebonden. In Amerika geboren en opgegroeid is zij sinds 14 jaar in Nederland woonachtig en inmiddels ook Nederlandse.

Zij wil door middel van haar persoonlijke verhaal laten zien dat een handicap niet betekent dat iemand dan ook niet letterlijk volwaardig maatschappelijk en sociaal kan functioneren. Door een afgewogen melange van autobiografische verhalen, dialogen, innerlijke gedachten en zelfreflecties toont Christine dat zij zich fysieke en mentale vaardigheden aanleert. Na een vierjarige universitaire studie Engels, een beroepsleven bij de Amerikaanse politie, vervolgens een huwelijk en vestiging in Nederland zette zij als kroon het moederschap van een inmiddels 12-jarige zoon op haar bijzondere levensloop. Ontroerend beschrijft zij hoe zij thuis, in Amerika, via internet in contact raakt met haar latere echtgenoot, in dit boek Jonas geheten, hoe hun liefde zich ontwikkelt en welk losmakingsproces van haar ouders daarvoor moet worden doorgemaakt. Haar relaas is ook het bijzondere verhaal van Jonas, voor wie Christine zoals ze is, de liefde van zijn leven blijkt: zij wordt mevrouw Regber-Martens.

Christine's kracht is dat haar vertelling totaal niet beoogt de lezer een ingekaderde mening van en over de mens met een beperking aan te reiken of op te leggen. De lezer moet zelf maar bedenken hoe hij/zij met dit vraagstuk omgaat. Na het lezen van het boek blijft er voor de lezer een behoorlijk portie werk over.

Het boek is op een bijzondere wijze tot stand gekomen. Christine leverde Theo Meeuws, vrijwilliger bij het activiteitencentrum waar Christine ook kwam, Engelse, Duitse en Nederlandse kopij met als titel “zoomingmamma - always on the go”. Meeuws heeft dit ruwe materiaal als meer dan verdienstelijk redacteur omgewerkt naar een lopend Nederlandstalig geheel. Het taalgebruik is verzorgd en zeer toegankelijk. De indeling in 52 korte hoofdstukken maakt dat de mooi uitgegeven paperback, met een door Christine zelf ontworpen omslag, niet in één keer uitgelezen hoeft te worden. De inhoud van het boek nodigt daartoe overigens wél nadrukkelijk uit.

Een opmerking in de marge is dat Christine de belangrijke bijpersonen, zoals bijvoorbeeld haar man Jonas en haar naar Nederland geëmigreerde zus, wat meer diepgang had mogen geven. De lezer raakt gaandeweg ook naar hun beleven bij haar leven benieuwd. Wellicht dat de auteur hun privacy wil beschermen.

En als er toch spijkers op laag water gezocht wordt: de ondertitel “altijd de hort op” schept een onverdiende connotatie omdat de gangbare betekenis van deze uitdrukking op afwezigheid voor eigen genoegens duidt. Christine is alles behalve afwezig, maar met grote wilskracht onderweg. Zoevend onderweg, dat beslist wel.

Deze eerste druk verdient heel snel uitverkocht te zijn en vervolgens een tweede druk te krijgen bij een landelijke gerenommeerde uitgeverij om een zo groot mogelijk publiek te bereiken.

J.J. Groen