Pumbo

 

Het was in de lente van 1996 dat ik op vakantie was in Nederland. Het was niet mijn eerste keer, want mijn zus woonde al zes jaar in Limburg, en ieder jaar kwam ik bij haar en haar gezin op bezoek. We kwamen uit New York, dus wij waren in feite twee toeristen toen we door Sittard ging wandelen op een dag dat alles bloeide en de zon de aarde verwarmde. Sittard was onze favoriete stad om te gaan winkelen. Donderdagmorgen was er altijd markt en daarna gingen we de oude winkelstraat langs om etalages te kijken en de architectuur te bewonderen.

Op deze mooie dag in Mei, zei mijn zus opeens tegen me: ‘Ik heb een idee, in plaats van door de winkelstraat te lopen, lopen we langs de oude stadsmuur van Sittard.’

Ik wist niet helemaal zeker wat zij bedoelde, maar ging akkoord met haar idee. Toen ik zei: ‘Ja is goed,’ draaide ze mijn rolstoel naar links van de winkelstraat af en duwde mij een oude hobbelig weg in.

Hier waren geen etalages meer, maar de ramen en deuren van woningen. De architectuur en de gevels van die gebouwen waren indrukwekkend en de cijfers erboven lieten ons zien hoe oud ze waren. ‘Ik loop zo vaak door deze stad, maar ik ben nooit in deze mooie straat geweest!’ zei mijn zus.

‘In welke straat zijn we?’ vroeg ik.

We keken om ons heen, maar van waar we stonden konden we geen bord zien. Toen we aan het eind van de bocht in de straat kwamen, zagen we een lange smalle kerk. Mijn zus wilde naar binnen, maar de deuren waren op slot. Naast de kerk stond een heel breed gebouw dat leek op een school. ‘Ik vraag me af op dit een school is.’ zei mijn zus toen we voorbij liepen.

We gingen verder met onze rondleiding. Er was nog een kerk maar deze was veel groter. Mijn zus probeerde weer de deuren, maar ook die waren op slot. ‘Ik snap niet waarom alle kerken dicht zijn. In Amerika zijn ze de hele dag open!’

‘Weet ik veel!’, zei ik en merkte opeens dat er een beeld van een leeuw rechts van de deuren afgebeeld was. ‘Kijk, wat raar, een beeld van een leeuw op een kerkmuur!’

‘Dat is raar ja.’ zei mijn zus.

Toen we verder om ons heen keken, merkten we dat we op de markt van Sittard waren uitgekomen. ‘Wat zullen we nu doen? Verder gaan aan de overkant of winkelen?’

‘Ik vind deze ontdekkingsreis best wel leuk.’ zei ik en mijn zus duwde me naar de kronkelige straat aan de overkant. Deze straat was wat ouder dan die vanwaar we kwamen. Na even lopen zagen we aan de rechterkant ineens een straat met keien. Mijn zus stopte op de hoek van deze straat. ‘Hee, ik denk dat dit de oude muur van Sittard is!’ Ze draaide me en begon de helling van deze straat omhoog te lopen.

Boven aangekomen, zagen we dat dit geen straat was, maar een heel hoog oplopend smal en hobbelig pad. Aan beide zijden waren groene grashellingen naar beneden. We waren zo hoog dat we in de achtertuin van mensen die daar in de buurt woonden konden kijken. ‘Ik weet niet hoe ver dit pad gaat en of we aan de overkant weer naar beneden kunnen.’ zei mijn zus. ‘We kijken wel. Het ergste wat kan gebeuren is dat ik je om moet draaien en we helemaal terug moeten gaan.’

‘Of je laat me los en door het gras naar beneden rollen.’ zei ik lachend, want ik wist dat ze mijn stoel nooit los zou laten.

Vijf minuten later was het zover. We kwam bij een helling die twee keer hoger was dan die daarvoor. Links van ons stond een heel oud gebouw. ‘Dat gebouw lijkt op een fort.’ zei mijn zus toen ze probeerde me omhoog te duwen. ‘We moeten wel omdraaien, want ik krijg je hier niet naar boven.’

‘Is niet erg. Laat ons omdraaien en naar huis gaan. We hebben wel veel gezien vandaag en ik ben ook een beetje moe. Jij moet ook moe van het duwen zijn.’

‘Nee hoor het valt wel mee.’ Ze keek op haar horloge en zag dat het erg laat in de middag was. ‘We moeten wel naar huis! Ik moet nog koken! Het was wel een heel leuke dag! Echt gezellig!’

 

Het was in de herfst van 2009 dat ik weer door Sittard ging wandelen. Ik woon vanaf 1999 in Limburg. Ik ben altijd op de donderdag op het Activiteiten Centrum in Sittard. Ieder jaar organiseren ze een herfstwandeling om, ondanks de kou, een mooie plek te ontdekken. Toen ik hoorde dat Jo Salden, een vrijwilliger van het centrum, een rondleiding van mijn favoriete stad zou geven om de beelden en architectuur te bewonderen, heb ik me meteen aangemeld.

Op een grijze novemberdag hebben we ons verzameld achter de Albert Heijn. Nadat de paraplu's uitgedeeld waren, volgden we Jo Sittard in. We kwamen bij een bekende straat en stopten voor een groot wit gebouw. Jo had ons wat te vertellen. ‘We staan aan de Begijnenhofstraat. Dit witte gebouw is het huis waar Toon Hermans woonde toen hij een jongetje was.’

Toen we daar stonden, kwam een vrouw uit het huis en begon met ons te praten, ‘Ik heb dit beeld van Toon Hermans gemaakt nadat hij in 2000 gestorven is.’

Iedereen luisterde naar haar, maar ik was met mijn gedachten ergens anders. Ik keek verder de straat in. Ik ken de bocht die de straat maakt toch dacht ik. Ik ben hier een keer eerder geweest.

Naarmate we verder gingen kwam de straat meer en meer bekend voor en vanaf de bocht in de straat zag ik weer de smalle kerk. Opeens zei Jo: ‘Rechts is een kapel, maar die is niet altijd open. Die is alleen geopend voor bruiloften, begrafenissen en op feestdagen. Het grote gebouw en de kerk ernaast horen er ook bij. Ik vertel meer erover op de terugweg. We moeten nu doorlopen naar St. Michael, de grote kerk op de markt, want ze gaan om 12 uur dicht. De kerken in Sittard gaan tussen 12 en 14 uur dicht voor hun middagpauze.’

Nu wist ik de naam van de straat waar mijn zus en ik destijds liepen, en dat datgene waarvan we dachten dat het een kerk was, een kapel was en waarom die kerken niet altijd open waren.

In St. Michael heeft Jo ons verteld: ‘Jaren geleden was er een circus hier in Sittard. Het was opgesteld tegenover dit kerk. Op een dag in 1938, tijdens de hoogmis voor de St. Rosaprocessie, ontsnapte een leeuw uit zijn kooi en liep heel rustig de kerk in. Hij ging tot helemaal vooraan bij het altaar. Er waren wel mensen in de kerk maar de leeuw heeft niemand wat gedaan. De dompteur kwam hem halen en ze gingen gewoon weer de kerk uit terug naar het circus. Om dit te herdenken is er een leeuw afgebeeld rechts van de deuren buiten.’

Het was lunchtijd toen we uit de kerk kwamen. Wij hadden een afsprak om onze meegebrachte lunch in het Toon Hermans Huis te eten, dus we liepen naar Paardestraat 31. Ik had echt geen honger, want ik wist niet wat ons daar stond te verwachten. Ik wist wel dat het Toon Hermans Huis een open huis was voor mensen met kanker, hun naasten en nabestaanden, maar wist niet wat dat allemaal betekende. Ik had gehoord dat de vrouw van Toon Hermans aan kanker overleden was en Toon daardoor ervaren heeft wat kanker doet. Ik heb een vergelijkbare ervaring gehad, en daarom vond ik het bezoek aan het huis wat eng.

Een gastvrouw heeft ons naar een groot woonkamer gebracht. Daar waren twee tafels – een voor de mensen die koffie wilden en een voor degenen die thee wilden. Jo, een paar andere medewerkers en ikzelf zaten aan de theetafel. Achter me aan de muur hing een schilderij van Jackie Duchossoy. Jackie was nu een cliënt bij het activiteit centrum en zat met zijn vrouw aan de koffietafel. Het was niet hun eerste huisbezoek. Hij heeft een hersentumor die op het moment stil staat.

Nadat we klaar waren met eten kwam de gastvrouw ons over het huis te vertellen. ‘Dit huis werd geopend in 1998. Het is het eerste huis van zeven in Nederland. Straks geef ik jullie een kleine rondleiding, dan kan je zien wat we hier doen. Toon Hermans heeft zijn naam verleend aan de huizen, omdat hij de doelstelling met hart en ziel steunde. Zijn vrouw Rietje is in november 1990 aan kanker overleden.’

Terwijl zij sprak, begon ik het warm te krijgen, een soort benauwdheid. Ik kon de gastvrouw niet meer aankijken en keek uit het raam. Mijn natte ogen waren op zoek naar iets, maar mijn oren hoorden haar toen ze zei: ‘Vandaag hoor je zoveel over kanker. Ja, wie van ons kent niet iemand die kanker heeft. Een vriend, oma, opa, moeder, vader, broer of zus.’

Toen ze zus zei kon ik de pijn niet meer inhouden en moest gewoon huilen en dacht: ‘Dat ben ik, ik ben een nabestaande’. De gastvrouw stopte en ik hoorde iemand van onze groep zeggen: ‘Wie is dat? Wie is zo aan het huilen?’

‘Christine.’ Ik keek naar de koffietafel vanwaar mijn naam genoemd werd.

Opeens stond Jackie op. ‘Waar ga je naartoe?’ vroeg zijn vrouw.

‘Ik moet haar helpen. Ik ga naar haar toe.’ Hij nam zijn stok, liep naar me toe en sloeg zijn arm om me heen. Op dat moment begreep de man die soms moeite heeft me te verstaan, omdat ik onduidelijk praat, me heel goed.

Toen ik tot rust gekomen was, zei ik: ‘Dank je.’

Hij liet me los, maar bleef bij me en vroeg, ‘Gaat het nu?’

‘Ja.’ zei ik. ‘Mijn zus is acht jaar geleden overleden aan kanker.’

Om mij wat ruimte te geven zei de gastvrouw: ‘Wie de rest van het huis wil zien kan met me mee komen.’

Jo en Jackie kenden het huis al, dus ze bleven bij mij. Jo vroeg: ‘Mijn vrouw is ook aan kanker overleden. Hoe oud was jouw zus?’

Ik was niet alleen en voelde me wel wat opgelucht. ‘Ze was net vijftig toen ze stierf, maar ze heef vier jaar kanker gehad.’ Ik kende het verhaal van Jackie en vroeg,

‘Kom je hier nog steeds?’

‘Nee. Ze hebben ons hier wel veel geholpen, maar op een moment moet je gewoon verder gaan.’

Het was inmiddels ook tijd voor ons om met Jo verder te gaan. Toen we allemaal buiten verzameld waren, gingen we links om het huis heen en opeens liep we over keien. Jackie vroeg me: ‘Kom je wel hier omhoog?’

Ik keek naar de helling en dacht: ‘Deze keer staat niemand achter me te duwen, maar de motor van mijn elektrische rolstoel brengt me omhoog.’ Ja hoor het lukt wel.’

We waren allemaal boven toen Jo zei: ‘Dit is de oude muur van Sittard. Daarom is dit nog een heel hobbelig pad.’

Vanaf hier konden wij de rozentuin van het Toon Hermans huis zien. In mijn gedachten sprak ik met mijn zus, ‘Dit was er niet toen we hier waren. Is wel mooi denk je niet?’

Jo sprak terug: ‘Aan het eind van dit pad is Fort Sanderbout. Wij zijn bij nog een helling aangekomen, maar die is te hoog voor ons dus we moeten omdraaien. Het is toch bijna tijd om naar huis te gaan.’

Toen we aan het grote gebouw en de kerk voorbij kwamen, zei Jo: ‘Oh ja, ik wilde jullie hierover nog wat vertellen. Dit is de Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart kerk. Ernaast lift Klooster Watersley. Allebei werden gebruikt door de zusters Ursulinen.'

Hij vertelde nog wat, maar ik hoorde het niet meer. Ik dacht alleen: Toevallig heette mijn zus Ursula.